Aan het begin van deze nieuwe eeuw kan de regering voor het eerst sinds lange tijd in een ontwerpbegroting weer een begrotingsoverschot presenteren. De laatste keer dat dit gebeurde, was in 1949 toen minister Lieftinck namens het kabinet-Drees-Van Schaik voor 1950 een begroting indiende met een positief saldo.
Een duurzame verbetering van de welvaart en de werkgelegenheid, en een beleid gericht op de beschikbaarheid en de kwaliteit van de publieke voorzieningen zijn samen opgegaan met een verbetering van de overheidsfinanciën. Het trendmatig begrotingsbeleid, een beheerste uitgavenontwikkeling en een - op arbeidsparticipatie gerichte - lastenverlichting hebben hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Voorts speelt de gunstige economische ontwikkeling een voorname rol. Zo zal in 2001 de economie naar verwachting voor het eerst sinds begin jaren ’70 zes jaar achtereen met meer dan 3% groeien. Naar verwachting zullen in 2001 550 duizend mensen meer aan het werk zijn dan in 1998 bij de start van de kabinetsperiode. Door de ontstane overschotten kan daadwerkelijk een begin worden gemaakt met een reductie van de overheidsschuld in guldens, terwijl de schuldquote dit jaar voor het eerst onder de EMU-referentiewaarde van 60% van het bruto binnenlands product uit zal komen om in 2001 verder te dalen naar 52%. De gunstige ontwikkeling van de economie en de overheidsfinanciën worden aangewend om de perspectieven voor de toekomst te verbeteren. Zo is de schuldreductie cruciaal om toekomstige lasten van de vergrijzing op te kunnen vangen.